Wat heb ik gedaan?
Na mijn leerdoel afgelopen week te hebben bepaald, heb ik wat onderzoek gedaan hoe ik dit kan gaan toepassen in mijn stage. Allereerst zal ik daarom even die basisbehoeften op een rijtje zetten. Een deel van de tekst van Stevens, gevonden op de website http://hetkind.org/2012/11/25/over-het-werk-van-luc-stevens-de-behoefte-aan-relatie-competentie-en-autonomie/:
Stevens: psychologische basisbehoeften
Ieder mens is gebouwd om zichzelf te ontwikkelen en heeft een natuurlijke behoefte aan relatie, autonomie en competentie
Als in voldoende mate is voldaan aan de behoefte aan relatie (anderen waarderen mij en willen met mij omgaan’), aan de behoefte aan autonomie (‘ ik kan het zelf, hoewel niet altijd alleen’) en aan de behoefte aan competentie (‘ik geloof en heb plezier in mijn eigen kunnen’) is er welbevinden, motivatie, inzet en zin in leren. Wordt hier door opvoeders (ook leraren!) tekort gedaan, dan ontstaan voorspelbaar taakhoudings- en motivatieproblemen op school.
Relatie
Kinderen hebben behoefte aan relatie, zowel met hun leerkrachten als met andere kinderen. Ze willen het gevoel hebben erbij te horen, deel uit te maken van een gemeenschap. Hoewel in een gemeenschap conflicten zijn en men rekening moet houden met elkaar, voelt men zich er in principe veilig. Kinderen en volwassenen voelen zich gezamenlijk verantwoordelijk voor een goede sfeer en als het lastig is, kan de leerling rekenen op de steun van zijn leraar. In scholen hebben volwassenen veel invloed op de kwaliteit van de relaties. Niet door op de voorgrond te treden, maar juist door vanaf de zijlijn beschikbaar te zijn. Luisteren, vertrouwen bieden, optreden als het echt nodig is, uitnodigende omstandigheden creëren, het goede voorbeeld zijn, uitdagen en ondersteunen zijn belangrijke pedagogische voorwaarden voor het ontstaan van goede relaties.
Competentie
Kinderen willen laten zien wat zij kunnen en zichzelf als effectief ervaren. Dat vraagt uitdaging. Dat kan alleen als het onderwijs is afgestemd op de mogelijkheden en (basis) behoeften van de leerling. Niet opletten, niet meedoen, onderpresteren, niet durven, het zijn vaak tekenen van afstemmingsproblemen. Een leerkracht die de ontwikkeling van haar leerlingen serieus neemt, biedt de leerling ruimte om passende leerdoelen voor zichzelf te formuleren en voor hem haalbare resultaten te boeken. Een combinatie van hoge (en reële) verwachtingen en beschikbaarheid voor hulp en ondersteuning, zijn een goede basis voor het ontwikkelen van een gevoel van competentie.
Autonomie
Autonomie verwijst naar het gevoel onafhankelijk te zijn. Kinderen willen het gevoel hebben de dingen zélf te kunnen doen. Zélf kunnen beslissen, zelf keuzes maken. Dat kan alleen in een omgeving waarin de eigenheid van het kind gerespecteerd wordt. Een kind is er voor zichzelf, niet voor zijn ouders of voor de school. Kinderen hebben al jong behoefte zich te onderscheiden, hun eigen keuzes te maken. Het pedagogische antwoord hierop is het bieden van veiligheid, ruimte, begeleiding en ondersteuning soms en het waarborgen van de verbondenheid met de ander. Individuele vrijheid is belangrijk en wordt gestimuleerd, maar altijd in relatie met de ander en met behoud van diens vrijheid en jouw verantwoordelijkheid daarvoor. Autonomie verwijst altijd naar relatie.
Pedagogische Tact
Omgaan met leerlingen op school is een aaneenschakeling van ‘pedagogische ogenblikken’. Momenten waarin de leraar in een ‘split second’ een beslissing moet nemen. Zij moet onmiddellijk weten wat te doen of juist níet te doen. Ze kan het zich niet veroorloven al te lang stil te staan bij de afweging van de meest adequate reactie. Dat is een reactie die aansluit bij de situatiebeleving van de leerling en die tegelijkertijd de leerling in staat stelt om verder te gaan met zijn bezigheid. Een reactie die de leerling en de groep weer in rust, in evenwicht brengt. In de interactie tussen leerkrachten en leerlingen komt het daarop aan, op iets wezenlijks, iets bijzonders, iets dat zich bijna niet laat omschrijven. Een fenomeen waarin zichtbaar en voelbaar is dat de leerkracht op het goede moment de goede dingen doet en zegt, óók in de ogen van de kinderen. Dat fenomeen wordt ‘Pedagogische Tact’ genoemd, waarbij het niet gaat om de competenties van de leraar, maar vooral om wie hij is.
Aan de basis van Pedagogische Tact
In hun boek ‘Zin in school’ bieden prof. Luc Stevens en zijn medewerkers een fundering voor pedagogisch tactvol handelen. Zij formuleren pedagogische antwoorden op de drie psychologische basisbehoeften: de pedagogische grondfiguur.
Psychologische basisbehoeften:
Relatie
Aanbod van (gelegenheid tot) verbondenheid door beschikbaarheid, vertrouwen en responsiviteit; aanbod van verantwoordelijkheid
Competentie
Aanbod van uitdaging en ruimte; aanbod van ondersteuning en grenzen
Autonomie
Aanbod van respect voor het kind als actor; aanbod van respect voor diens uniciteit; aanbod van het perspectief van de ander en het andere
Proeve van een pedagogische grondfiguur (L.M. Stevens, 2004)
Interactie
De basisbehoeften en de pedagogische antwoorden, worden in de figuur verbonden door het woord ‘interactie’. De kwaliteit van de interactie bepaalt, volgens Stevens (2004), de kwaliteit van het pedagogische klimaat. Een goed pedagogisch klimaat in een groep of in een school is niet te waarborgen door procedures, afspraken of regels. Afstemming van het handelen op de behoefte op dit moment is essentieel. De ene keer wacht je af, terwijl het de volgende keer nodig is om in te grijpen. Pedagogische Tact bepaalt de kwaliteit van de interactie en daarmee de kwaliteit van de school. Van groot belang is echter wel dat leraren zich bewust zijn van de waarden waarvoor zij staan: hun pedagogische uitgangspunten. In een school dient daarover wel overeenstemming te zijn, neergelegd in een schoolconcept dat ook praktijk wordt in die school.
Als ik dus ga kijken naar wat dit voor bij betekent is dat het volgende: op gebied van Relatie maakte ik in het verleden de fout niet vanaf de zijlijn te begeleiden, maar te leiden, op de voorgrond. Het commentaar van mijn assessor was dat ik ‘te veel aan het moederen was’. Wat ik dus wil is meer in de begeleidende rol gaan zitten en vooral: een dusdanig goede band opbouwen met de kinderen dat er een vertrouwensrelatie ontstaat. Ook het stukje uitdagen en ondersteunen kan ik beter gaan toepassen, meer rekening houden met de zwakkere en sterkere leerling en leuke lessen maken. Vorig jaar had ik ook als leerpunt dat ik meer moest enthousiasmeren, mijn houding was te rustig, te saai denk ik zelf. Dat kan ik zeker veranderen.
Competentie volgt hierop, als de relatie goed is en er een goed pedagogisch klimaat heerst in de klas durft een kind te presteren, zich te laten horen, fouten te maken. Het stukje opletten en mee willen doen kan ik weer beïnvloeden door de uitdagende en enthousiasmerende lessen (wel opletten dat ik de lat niet té hoog leg, zone van naaste ontwikkeling, scaffolding). Ook met een stukje beter luisteren naar de kinderen kan ik een hoop vooruitgang boeken, ik wilde het individu nog wel eens negeren omdat ik te druk bezig was met de klas als geheel. Nu ik dat overzicht een stuk beter heb, moet dit zeker gaan lukken.
Op Autonomisch gebied moet ik toegeven een beetje ouderwets te zijn geweest vorig jaar, ik liet de kinderen niet zo veel inbrengen. Ik denk voornamelijk doordat ik het overzicht van mijn lessen niet wilde verliezen. Nu het op didactisch gebied meer van nature en vanzelf gaat kan ik dit wel beter gaan verwerken. Ik wil dus de kinderen ruimte bieden inbreng te hebben in mijn lessen, hoe ik dat ga doen weet ik alleen nog niet, daar ga ik over nadenken.
Topmoment?
Mijn nieuwe klas ontmoet! Groep 5, 21 man sterk. Ik heb de simpelste van de adviezen die ik vorig jaar kreeg in gedachten gehouden en de hele dag leuk met ze omgegaan en gelachen! De wandeling naar gym was hier ook heel geschikt voor, ik heb met name met leerling T. wat tijd doorgebracht. Hij is opvallend aanwezig in de klas, druk en praat veel door de leerkracht heen. Vorig jaar had ik een soortgelijke leerling waar ik mijn hele stagetijd moeite mee heb gehouden, hij accepteerde me absoluut niet als juf en dit heeft veel lessen negatief beïnvloed. Ik wilde dus met T. een betere band opbouwen, en dan maar meteen uit de startblokken.
Verder heb ik een leuk kennismakingsspel met de klas gedaan, ‘ik hou van’. Heel simpel: we zaten in een kring en ik begon. Ik stond op en zei dat ik van poezen hield en alle kinderen die dit ook vonden stonden ook op. Zo zijn we de kring afgegaan. Ik leerde zo wat voorkeuren (altijd leuk, een erg meisjesachtig meisje dat opstaat en mededeelt dat ze van kickboksen houdt) en weer: gelachen! Een erg goeie dag…
Na mijn leerdoel afgelopen week te hebben bepaald, heb ik wat onderzoek gedaan hoe ik dit kan gaan toepassen in mijn stage. Allereerst zal ik daarom even die basisbehoeften op een rijtje zetten. Een deel van de tekst van Stevens, gevonden op de website http://hetkind.org/2012/11/25/over-het-werk-van-luc-stevens-de-behoefte-aan-relatie-competentie-en-autonomie/:
Stevens: psychologische basisbehoeften
Ieder mens is gebouwd om zichzelf te ontwikkelen en heeft een natuurlijke behoefte aan relatie, autonomie en competentie
Als in voldoende mate is voldaan aan de behoefte aan relatie (anderen waarderen mij en willen met mij omgaan’), aan de behoefte aan autonomie (‘ ik kan het zelf, hoewel niet altijd alleen’) en aan de behoefte aan competentie (‘ik geloof en heb plezier in mijn eigen kunnen’) is er welbevinden, motivatie, inzet en zin in leren. Wordt hier door opvoeders (ook leraren!) tekort gedaan, dan ontstaan voorspelbaar taakhoudings- en motivatieproblemen op school.
Relatie
Kinderen hebben behoefte aan relatie, zowel met hun leerkrachten als met andere kinderen. Ze willen het gevoel hebben erbij te horen, deel uit te maken van een gemeenschap. Hoewel in een gemeenschap conflicten zijn en men rekening moet houden met elkaar, voelt men zich er in principe veilig. Kinderen en volwassenen voelen zich gezamenlijk verantwoordelijk voor een goede sfeer en als het lastig is, kan de leerling rekenen op de steun van zijn leraar. In scholen hebben volwassenen veel invloed op de kwaliteit van de relaties. Niet door op de voorgrond te treden, maar juist door vanaf de zijlijn beschikbaar te zijn. Luisteren, vertrouwen bieden, optreden als het echt nodig is, uitnodigende omstandigheden creëren, het goede voorbeeld zijn, uitdagen en ondersteunen zijn belangrijke pedagogische voorwaarden voor het ontstaan van goede relaties.
Competentie
Kinderen willen laten zien wat zij kunnen en zichzelf als effectief ervaren. Dat vraagt uitdaging. Dat kan alleen als het onderwijs is afgestemd op de mogelijkheden en (basis) behoeften van de leerling. Niet opletten, niet meedoen, onderpresteren, niet durven, het zijn vaak tekenen van afstemmingsproblemen. Een leerkracht die de ontwikkeling van haar leerlingen serieus neemt, biedt de leerling ruimte om passende leerdoelen voor zichzelf te formuleren en voor hem haalbare resultaten te boeken. Een combinatie van hoge (en reële) verwachtingen en beschikbaarheid voor hulp en ondersteuning, zijn een goede basis voor het ontwikkelen van een gevoel van competentie.
Autonomie
Autonomie verwijst naar het gevoel onafhankelijk te zijn. Kinderen willen het gevoel hebben de dingen zélf te kunnen doen. Zélf kunnen beslissen, zelf keuzes maken. Dat kan alleen in een omgeving waarin de eigenheid van het kind gerespecteerd wordt. Een kind is er voor zichzelf, niet voor zijn ouders of voor de school. Kinderen hebben al jong behoefte zich te onderscheiden, hun eigen keuzes te maken. Het pedagogische antwoord hierop is het bieden van veiligheid, ruimte, begeleiding en ondersteuning soms en het waarborgen van de verbondenheid met de ander. Individuele vrijheid is belangrijk en wordt gestimuleerd, maar altijd in relatie met de ander en met behoud van diens vrijheid en jouw verantwoordelijkheid daarvoor. Autonomie verwijst altijd naar relatie.
Pedagogische Tact
Omgaan met leerlingen op school is een aaneenschakeling van ‘pedagogische ogenblikken’. Momenten waarin de leraar in een ‘split second’ een beslissing moet nemen. Zij moet onmiddellijk weten wat te doen of juist níet te doen. Ze kan het zich niet veroorloven al te lang stil te staan bij de afweging van de meest adequate reactie. Dat is een reactie die aansluit bij de situatiebeleving van de leerling en die tegelijkertijd de leerling in staat stelt om verder te gaan met zijn bezigheid. Een reactie die de leerling en de groep weer in rust, in evenwicht brengt. In de interactie tussen leerkrachten en leerlingen komt het daarop aan, op iets wezenlijks, iets bijzonders, iets dat zich bijna niet laat omschrijven. Een fenomeen waarin zichtbaar en voelbaar is dat de leerkracht op het goede moment de goede dingen doet en zegt, óók in de ogen van de kinderen. Dat fenomeen wordt ‘Pedagogische Tact’ genoemd, waarbij het niet gaat om de competenties van de leraar, maar vooral om wie hij is.
Aan de basis van Pedagogische Tact
In hun boek ‘Zin in school’ bieden prof. Luc Stevens en zijn medewerkers een fundering voor pedagogisch tactvol handelen. Zij formuleren pedagogische antwoorden op de drie psychologische basisbehoeften: de pedagogische grondfiguur.
Psychologische basisbehoeften:
Relatie
Aanbod van (gelegenheid tot) verbondenheid door beschikbaarheid, vertrouwen en responsiviteit; aanbod van verantwoordelijkheid
Competentie
Aanbod van uitdaging en ruimte; aanbod van ondersteuning en grenzen
Autonomie
Aanbod van respect voor het kind als actor; aanbod van respect voor diens uniciteit; aanbod van het perspectief van de ander en het andere
Proeve van een pedagogische grondfiguur (L.M. Stevens, 2004)
Interactie
De basisbehoeften en de pedagogische antwoorden, worden in de figuur verbonden door het woord ‘interactie’. De kwaliteit van de interactie bepaalt, volgens Stevens (2004), de kwaliteit van het pedagogische klimaat. Een goed pedagogisch klimaat in een groep of in een school is niet te waarborgen door procedures, afspraken of regels. Afstemming van het handelen op de behoefte op dit moment is essentieel. De ene keer wacht je af, terwijl het de volgende keer nodig is om in te grijpen. Pedagogische Tact bepaalt de kwaliteit van de interactie en daarmee de kwaliteit van de school. Van groot belang is echter wel dat leraren zich bewust zijn van de waarden waarvoor zij staan: hun pedagogische uitgangspunten. In een school dient daarover wel overeenstemming te zijn, neergelegd in een schoolconcept dat ook praktijk wordt in die school.
Als ik dus ga kijken naar wat dit voor bij betekent is dat het volgende: op gebied van Relatie maakte ik in het verleden de fout niet vanaf de zijlijn te begeleiden, maar te leiden, op de voorgrond. Het commentaar van mijn assessor was dat ik ‘te veel aan het moederen was’. Wat ik dus wil is meer in de begeleidende rol gaan zitten en vooral: een dusdanig goede band opbouwen met de kinderen dat er een vertrouwensrelatie ontstaat. Ook het stukje uitdagen en ondersteunen kan ik beter gaan toepassen, meer rekening houden met de zwakkere en sterkere leerling en leuke lessen maken. Vorig jaar had ik ook als leerpunt dat ik meer moest enthousiasmeren, mijn houding was te rustig, te saai denk ik zelf. Dat kan ik zeker veranderen.
Competentie volgt hierop, als de relatie goed is en er een goed pedagogisch klimaat heerst in de klas durft een kind te presteren, zich te laten horen, fouten te maken. Het stukje opletten en mee willen doen kan ik weer beïnvloeden door de uitdagende en enthousiasmerende lessen (wel opletten dat ik de lat niet té hoog leg, zone van naaste ontwikkeling, scaffolding). Ook met een stukje beter luisteren naar de kinderen kan ik een hoop vooruitgang boeken, ik wilde het individu nog wel eens negeren omdat ik te druk bezig was met de klas als geheel. Nu ik dat overzicht een stuk beter heb, moet dit zeker gaan lukken.
Op Autonomisch gebied moet ik toegeven een beetje ouderwets te zijn geweest vorig jaar, ik liet de kinderen niet zo veel inbrengen. Ik denk voornamelijk doordat ik het overzicht van mijn lessen niet wilde verliezen. Nu het op didactisch gebied meer van nature en vanzelf gaat kan ik dit wel beter gaan verwerken. Ik wil dus de kinderen ruimte bieden inbreng te hebben in mijn lessen, hoe ik dat ga doen weet ik alleen nog niet, daar ga ik over nadenken.
Topmoment?
Mijn nieuwe klas ontmoet! Groep 5, 21 man sterk. Ik heb de simpelste van de adviezen die ik vorig jaar kreeg in gedachten gehouden en de hele dag leuk met ze omgegaan en gelachen! De wandeling naar gym was hier ook heel geschikt voor, ik heb met name met leerling T. wat tijd doorgebracht. Hij is opvallend aanwezig in de klas, druk en praat veel door de leerkracht heen. Vorig jaar had ik een soortgelijke leerling waar ik mijn hele stagetijd moeite mee heb gehouden, hij accepteerde me absoluut niet als juf en dit heeft veel lessen negatief beïnvloed. Ik wilde dus met T. een betere band opbouwen, en dan maar meteen uit de startblokken.
Verder heb ik een leuk kennismakingsspel met de klas gedaan, ‘ik hou van’. Heel simpel: we zaten in een kring en ik begon. Ik stond op en zei dat ik van poezen hield en alle kinderen die dit ook vonden stonden ook op. Zo zijn we de kring afgegaan. Ik leerde zo wat voorkeuren (altijd leuk, een erg meisjesachtig meisje dat opstaat en mededeelt dat ze van kickboksen houdt) en weer: gelachen! Een erg goeie dag…