Deze week ga ik kijken naar het MVB-model. Ik ken dit model inmiddels wel erg goed van het vak muziek, bij drama heb ik er nog minder mee gewerkt. Hoog tijd voor wat uitpluizen dus!
Materie: gaat over de uitdrukkingsmogelijkheden van het lichaam, zoals houding, beweging, mimiek,
stem en het verkennen van de basis spelelementen: wie, wat, waarom, waar en wanneer.
Vorm: verwijst naar de dramatische lijn (spanningsopbouw) en uitdrukkingsvormen zoals speltechnieken en spelstijlen om kleur te geven aan een boodschap.
Betekenis: richt zich op vormgeven in drama aan de persoonlijke verbinding met een onderwerp of
thema waardoor zeggingskracht ontstaat.
Centraal in het MVB model staat creativiteit. Dat komt tot uiting in verschillende waarneembare handelingen. Voor dans zijn deze: dansen, beschouwen, ontwerpen en vormgeven, choreograferen en presenteren. Voor drama: spelen, beschouwen, ontwerpen en vormgeven, regisseren en presenteren. Deze onderdelen wisselen elkaar af en vullen elkaar aan, en geen ervan kan gemist worden. Hierdoor kan geleerd worden dat opvattingen oorspronkelijk kunnen zijn, verassend en inspirerend. Deze waarneembare handelingen worden gekoppeld aan vakinhoudelijke indicatoren waarbij zowel voor dans als voor drama een onderscheid wordt gemaakt in vaardigheden en kennis naar de volgende indeling:
Bronnen:
Heydanus-de Boer, E., Corbey, B., Nunen, A. van, & Riet, A. (2012). Kennisbasis dans en drama op de Pabo. Groningen/Houten, Nederland: Noordhoff Uitgevers.
Materie: gaat over de uitdrukkingsmogelijkheden van het lichaam, zoals houding, beweging, mimiek,
stem en het verkennen van de basis spelelementen: wie, wat, waarom, waar en wanneer.
Vorm: verwijst naar de dramatische lijn (spanningsopbouw) en uitdrukkingsvormen zoals speltechnieken en spelstijlen om kleur te geven aan een boodschap.
Betekenis: richt zich op vormgeven in drama aan de persoonlijke verbinding met een onderwerp of
thema waardoor zeggingskracht ontstaat.
Centraal in het MVB model staat creativiteit. Dat komt tot uiting in verschillende waarneembare handelingen. Voor dans zijn deze: dansen, beschouwen, ontwerpen en vormgeven, choreograferen en presenteren. Voor drama: spelen, beschouwen, ontwerpen en vormgeven, regisseren en presenteren. Deze onderdelen wisselen elkaar af en vullen elkaar aan, en geen ervan kan gemist worden. Hierdoor kan geleerd worden dat opvattingen oorspronkelijk kunnen zijn, verassend en inspirerend. Deze waarneembare handelingen worden gekoppeld aan vakinhoudelijke indicatoren waarbij zowel voor dans als voor drama een onderscheid wordt gemaakt in vaardigheden en kennis naar de volgende indeling:
- eigen vaardigheden
- didactische vaardigheden
- danskennis en drama/theaterkennis
- didactische kennis.
Bronnen:
Heydanus-de Boer, E., Corbey, B., Nunen, A. van, & Riet, A. (2012). Kennisbasis dans en drama op de Pabo. Groningen/Houten, Nederland: Noordhoff Uitgevers.